Waar zijn alle vrijwilligers gebleven?
Oké, we kunnen er niet meer om heen: we hebben een probleem met vrijwillige inzet. Er zijn blijkbaar steeds minder mensen die zich inzetten als vrijwilliger. En degenen die zich wel inzetten, daarvan neemt het aantal uren af dat zij werken. Dus zijn we als sector op zoek naar oorzaken.
Arbeidsparticipatie
Uit onderzoek blijkt dat de arbeidsparticipatie toeneemt. Dit zorgt voor afname van vrijwillige inzet. Hoe meer mensen werken hoe minder ze beschikbaar zijn als vrijwilliger. Of tenminste, dat maken we onszelf wijs. Want het zijn statisch gezien de drukst bezette mensen die doorgaans vrijwilligerswerk doen.
De gemiddelde arbeidsduur in Nederland is 31 uur per week. Mensen in loondienst werken gemiddeld 30 uur en zelfstandigen 38 uur. Dus zoveel uur is dat eigenlijk ook weer niet. Sterker nog, onderzoeken laten hardnekkig zien dat onze vrije tijd alleen maar toeneemt in beschikbare uren. Natuurlijk is de arbeidsparticipatie van belang. Maar het is wel frappant dat we als eerste denken aan een factor die niet zo invloedrijk is als we verwachten.
Mantelzorg
Een tweede boosdoener is mantelzorg. Blijkbaar verruilen al die vrijwilligers hun vrijwilligersuren en mass voor mantelzorguren. Of, wat gezien de vergrijzing bij menig organisatie niet ondenkbaar is: ze worden mantelzorgontvanger.
14,5% van de Nederlanders is mantelzorger en dat percentage stijgt. De meeste mantelzorg wordt geleverd door lager en gemiddeld opgeleide mensen, vooral als je kijkt naar de ureninvestering per week. Hoogopgeleiden leveren minder mantelzorg, maar het percentage dat zich zwaar belast voelt, ligt naar verhouding veel hoger. Oh en die zelfstandige? Die levert naar verhouding meer mantelzorg dan mensen in loondienst.
Hoe indrukwekkend dit allemaal klinkt (en natuurlijk ook is, niets ten nadele van de mantelzorgers), er blijft nog steeds 85,5% van de bevolking over die geen mantelzorgtaken op zich neemt. Als we bedenken dat bijna de helft van de Nederlanders vrijwilligerswerk doet, lijkt dit toch een minder grote invloed dan verwacht.
Individualisering
De twee voorgaande factoren zijn onvoldoende om de afname te duiden. Individualisering is daarom het volgende verklarende wondermiddel. Alleen… niemand weet eigenlijk goed wat individualisering is. Het is een term die heel veel verschillende uitleggen heeft en vooral weinig toetsbare elementen.
We gebruiken de term vooral om de ontzuiling te verklaren. De sociale context wordt niet meer (alleen) door religie bepaalt. Andere, persoonlijkere aspecten spelen mee. De keuzes van de individu zijn belangrijker en uitgangspunt geworden. Tegelijk zijn mensen zich niet als losse eilandjes gaan gedragen. De sociale werkelijkheid is namelijk dat onze keuzes toch vooral door onze context wordt bepaald.
Individualisatie is niet de verklaring voor een afname van sociale cohesie. Of van de wil om iets voor elkaar te doen. Sterker nog, solidariteit lijkt helemaal niet sterk te zijn afgenomen de afgelopen decennia. Dus ondanks een toename van individualisering blijven we ons net zo graag voor elkaar inzetten.
Maar wat dan wel?
Met zoveel vrijwillige inzet voelen we natuurlijk echt wel het verschil als in plaats van 49% van de mensen zich 47% inzet. Als een vrijwilliger in plaats van vier uur in de week zich drie uur in de week inzet, kost dat 52 uur per jaar. Al die kleine beetjes opgeteld, maken dus samen wel een tekort. Dus het is niet dat het niet van invloed is. Maar het verklaart onvoldoende waar we tegenaan lopen.
Is het probleem dan dat we innovatief achterlopen? In heel veel sectoren is werk verbeterd, geoptimaliseerd, geautomatiseerd en meer van dat soort woorden. Vrijwilligerswerk is al decennia voornamelijk hetzelfde. Hebben we die afslag gemist waardoor we inefficiënt vrijwilligers inzetten? Moeten we inzetten op inhoudelijke verbetering?
Of verdwijnen vrijwilligers omdat we niet goed voor ze zorgen? Omdat de ervaring die zij opdoen hen demotiveert? Waardoor zij de passie voor vrijwilligerswerk verliezen. En veel erger nog, waardoor de generaties na hen niet de vruchten van het vrijwilligerswerk zien maar vooral de lasten. Betalen we nu de prijs voor de fouten van vorige generaties?