Proefhoofdstuk uit het boek: De prijs van vrijwilligers (werktitel van het manuscript, verwacht eind 2017)
Het is dinsdagochtend en het regent pijpenstelen. Blijkbaar is iedereen onder de invloed van het weer, want op kantoor hangt een onaangename spanning. Op de gang hoort ze Annie mopperen. Ze kan nog net een diepe zucht onderdrukken, het is weer zover. Ze besluit het initiatief naar zich toe te trekken. “Goedemorgen Annie, heb je even tijd voor mij?” Annie haalt haar schouders op. “Eigenlijk niet, maar wat moet dat moet maar hè.” Christine besluit de negativiteit te negeren en loopt naar haar kantoor. Halverwege de gang bedenkt ze zich en loopt naar de koffieruimte. Gemopper volgt haar.
“Neem plaats”, ze wijst naar de bank. Zelf ploft ze in de andere bank. In ieder geval hebben ze niet meer de traditionele setting van aan haar bureau zitten, waarbij ze altijd het gevoel heeft tegenover iemand te zitten. Zonder te dralen steekt ze van wal. “Weet je, Annie, het valt me op dat ik je de laatste tijd alleen maar hoor mopperen. Ik vraag me af of je het nog wel naar je zin hebt bij ons.” Na deze pittige opening dwingt ze zichzelf achterover te leunen en te wachten.
Annie schuift zichtbaar ongemakkelijk heen en weer. Uiteindelijk besluit ze dat de aanval de beste verdediging is. “Nou jij loopt er anders ook niet zo florissant bij hoor. Ik heb je wel zien huilen een paar weken geleden. Gaat het wel goed met jou?” Christine glimlacht. “Wat ontzettend alert dat je dat hebt opgemerkt en fijn dat je ernaar vraagt. Het ging inderdaad niet goed met mij. Gelukkig voel ik me nu een stuk beter en daar wil ik straks meer over vertellen. Maar nu wil ik heel graag weten hoe het met jou gaat. Weet je als ik je zo hoor mopperen, dan maak ik me zorgen dat je het niet meer leuk vindt hier en weg gaat. Dat zou ik heel jammer vinden.”
“Natuurlijk vind je het jammer, dan moet je weer een nieuwe gaan zoeken.” De weerstand van Annie is overduidelijk. “Iemand anders vinden is natuurlijk een uitdaging, maar het jou kwijtraken, dat vind ik veel erger. Volgens mij heb ik je de laatste tijd veel te weinig laten weten hoe ontzettend ik al het werk dat je voor ons doet waardeer.” Vol argwaan kijkt Annie haar aan. “Je wordt toch gek van mijn gemopper, dat zei je laatst tenminste.”
Christine begint heel hard te lachen. Ze kan het gewoon niet helpen. De imitatie die Annie van haar deed was kostbaar. Ze ziet hoe Annie dit verkeerd opvat. “Sorry Annie, sorry, ik lach je niet uit, maar heb ik dat echt op die manier gezegd? Met die blik? O wat verschrikkelijk!” Ze krijgt er rode wangen van. Annie grinnikt bevestigend. Serieus kijkt Christine haar aan: “Dat had ik nooit zo moeten zeggen. Ik wil je daar mijn excuses heel graag voor aanbieden.” Ze ziet dat ze Annie raakt, de boosheid verdwijnt.
“Het is voor mij wel lastig” begint ze aarzelend. “Je komt altijd met hele goede punten die aangepast moeten worden of al aangepast zijn maar niemand zich aan houdt. Inhoudelijk heb je helemaal gelijk. Maar omdat je het als aanval brengt, is het heel moeilijk voor mij om je te horen.” Ze ziet dat Annie haar niet begrijpt. “Weet je nog vorige week dat Gerard vergeten was uit te loggen? Jij sprak hem daaropaan op zo’n harde toon. Je punt klopte wel, maar de manier waarop je het zei, dat maakte het zo moeilijk om er naar te luisteren.”
“Gerard moet gewoon aan het einde van de dag uitloggen, zo moeilijk is dat niet hoor. Het is een kwestie van met je muis naar rechtsboven gaan en op het uitteken klikken.” “Hmmm, zoals je het nu zegt, dat is precies de toon die ik bedoel. Het is de toon zoals je tegen een klein kind spreekt, niet de toon van twee volwassenen onder elkaar. Begrijp je wat ik je probeer uit te leggen?” Annie schudt heftig nee. “Ik snap niet dat hij iets niet goed doet en je nu tegen mij zegt dat ik het verkeerd heb. En duurt dit nog lang, want ik moet aan het werk?”
Wat is het toch makkelijk om in een zaaltje in Utrecht over feedback te praten, verzucht Christine in zichzelf. De realiteit is een stuk lastiger. Hoe was ze nou op het functioneren van Annie terecht gekomen, terwijl ze zich alleen had voorgenomen om iets over het mopperen te zeggen? Nou ja, het is nu wat het is en na A moet ze nu ook B zeggen. Ze ziet hoe Annie zich weer terugtrekt, de armen over elkaar, de kaken op elkaar geklemd, ver achteroverleunend op de bank.
“Wat ik je probeer uit te leggen, is dat met moeilijk is om naar jou te luisteren als je op die manier tegen me praat. Dan luister ik niet meer naar wat je te zeggen hebt, maar hoor ik alleen nog maar hoe je het zegt. Dus als je mij vertelt dat ik de computer uit had moeten zetten hoor ik niet ‘je had de computer uit moeten zetten’. Ik hoor ‘hoe kun je dat nou vergeten? Wat ben jij stom zeg.’ Wordt het duidelijker al ik het zo uitleg?” Annie snuift: “Hmmm nou het is ook stom, dat klopt dan toch?” “Dus dan wil je dat ik snap dat ik stom ben. Of wil je dat ik voortaan de computer uitzet?” “Beide!“
Ze realiseert zich dat het gesprek met Annie toch meer tijd gaat kosten dan ze had gedacht. Het wordt tijd om een afspraak te maken. “Het lijkt me verstandig dat we een afspraak plannen om hier verder over door te praten.” Ze besluiten volgende week dinsdag te starten met een gesprek, al laat Annie duidelijk merken dat ze dat onzin vindt. “Wat ik je vraag, is om de komende week goed te kijken wat er gebeurt als je iemand aanspreekt, Annie. Gaan ze luisteren naar wat je zegt of gebeurt er iets anders?”
Eerder gepubliceerd op www.simpelenduidelijk.nl